Willy Musitu Lufungula over armoede en intercultureel samenleven

De Antwerps-Congolese socioloog Willy Musitu Lufungula is educatief medewerker bij het Internationaal Comité in Brussel en Sint-Niklaas, waar hij migrantenverenigingen ondersteunt. Hij heeft expertise op vlak van armoede, Congolese immigratie en intercultureel samenleven. 

In 2004 trok hij naar België en werd erkend politiek vluchteling. Inmiddels woont hij als Belgisch staatsburger in Antwerpen-Borgerhout.

“Als coördinator van het project Gekleurde Armoede en partner van beweging.net leerde ik de regiomedewerkers van Welzijnszorg kennen. Ik ben ook actief als vrijwilliger in Antwerpen, bij een vereniging die SamEn heet. Met de laatste corona-oproep van Welzijnszorg hebben wij steun gekregen om onze achterban te informeren om zich goed te beschermen tegen het coronavirus.” 

SamEn werkt aan armoedebestrijding bij kinderen met een zwart-Afrikaanse migratieachtergrond. Waarom deze focus?

“De keuze van deze doelgroep rechtvaardigt zich omdat de meerderheid van deze kinderen uit kwetsbare gezinnen komen. Mensen met Congolese achtergrond vormen de grootste migratiegroep in België uit een Zwart-Afrikaans land. We hebben een specifieke band met België: vol liefde, en haat. 

Een van de achterliggende oorzaken van het hoger armoederisico van de Congolese gemeenschap in België, is te vinden in de kolonisatie. 

De kolonisatoren beschouwden zichzelf als superieur en de Afrikanen als inferieur. Ze gaven zichzelf de opdracht de Afrikanen naar de beschaving te brengen. Dat is zo gebleven: sommigen vinden zich echt beter. Alsof alle mensen niet gelijk zijn, alsof mensenrechten alleen voor blanken gelden. Als we alle mensen echt gelijke rechten zouden geven, zou de mensheid gered zijn. 

Volgens mij is de segregatie de erfenis van de kolonisatie, en verloopt deze zowel bewust als onbewust. We geven dit door, via uitspraken en attitudes. We zien veel voorbeelden van racisme in de openbare ruimte. Kijk naar Lukaku die door het publiek 'aap' wordt genoemd. Dit gedrag is ingebed, verankerd in de samenleving. 

De verstikking van George Floyd in Amerika is niet anders: dit is soortgelijk gedrag, en dan vanuit de politie. Nu is iedereen alert en zien we ook de politiek zich uitspreken. Het is een thema dat nu de discussie voedt, maar eigenlijk is het geen nieuw thema in België. 

Denk maar aan de uitwijzing van Samira Adamu, tien jaar geleden: de vrouw van 20 jaar uit Nigeria die 6 keer werd uitgewezen. Haar laatste uitwijzing mondde uit in het toepassen van de ‘kussenmethode’ door een rijkswachter en haar verstikking.”

Met het politiegeweld tegen George Floyd komt ook de Black Lives Matter-beweging opnieuw in het voetlicht. Hoe kunnen wij, het middenveld en de politiek hierop reageren?

“Wereldwijd wordt er betoogd voor gelijke rechten voor iedereen, en om discriminatie en racisme te bestrijden. Politici en organisaties nemen nu duidelijke standpunten in, wat ik kan appreciëren. 

Deze strijd voor de rechten van de mensen is niet nieuw, maar misschien wel 'in de mode' te noemen. We moeten duidelijk maken dat de wereld moet veranderen, al ondernemen we zo’n initiatieven beter structureel. We moeten eigenlijk werken aan een anti-discriminatie actieplan. 

Want vaak ‘zien we dingen’ en reageren we niet. Een voorbeeld: wanneer ik ga winkelen, hangt aan de kassa een bord met de vraag om vrijwillig je rugzak of tas te laten zien. Dat is een regel voor ‘iedereen’.

Ik zie ‘iedereen’ boodschappen doen met een rugzak of tas, zonder dat ze aan een controle worden onderworpen. Maar als het mijn beurt is, wordt mij wel gevraagd de inhoud van mijn tas te tonen. 

Dat zijn vooroordelen: men denkt dat er meer kans is dat ik iets meegenomen heb en in mijn tas stopte. Vaak komen we als Afrikanen meer controle en waakzaamheid tegen. Mensen denken dat we lui zijn, stelen, … allerlei vooroordelen. 

Al deze vooroordelen voeden discriminatie, gedrag. Soms gaat het ook om subtielere zaken, zoals mopjes: ‘Maar Willy, deze plaats is niet voor Afrikanen, enkel voor blanken’. Dat is bedoeld als een grapje, maar het blijft een racistische opmerking.

Ik denk dat ‘Black Lives Matter’ klopt als een slogan, maar deze nog verder moet gaan: ‘Everybody Lives Matter.’ 

De laatste tijd worden mensen met een Aziatische achtergrond uitgesloten, omdat mensen denken dat ze misschien coronadragers zijn, of omdat het coronavirus van 'hun continent' komt. Dat is ook racisme."

Hoe draagt racisme bij aan armoede? Kunnen we ook spreken van “gekleurde armoede”?

“Niemand van ons is beschermd tegen armoede: armoede bestaat op vlak van onderwijs, participatie of eenzaamheid – want dit is wel degelijk een vorm van armoede. Daarom vragen we om aandachtig te zijn voor zij die het minder breed hebben. 

Armoede kan iedereen treffen: mensen met buitenlandse roots en de ‘geboren Belgen’. Er is discussie over de term ‘gekleurde armoede’, want voor sommigen zorgt dit voor stigmatisering. 

Maar we kennen ook de specifieke en significante factoren die leiden tot armoede bij mensen met een migratie-achtergrond. Zoals een gebrek aan kennis van Belgische structuren, onvoldoende kennis van het Nederlands, … Zaken waar ‘geboren Belgen’ niet mee geconfronteerd worden. Er moet meer aandacht besteed worden aan participatie, dan aan de taal. 

Een ander aspect dat bijdraagt aan armoede, is discriminatie en racisme. Dit is discriminatie op basis van ras, huidskleur en geloof. Zo zijn Afrikanen bijvoorbeeld regelmatig slachtoffer van discriminatie in de zorgsector: wanneer Afrikaanse verzorgenden hun werk doen, willen sommige patiënten niet door Afrikanen/zwarte mensen verzorgd worden. 

Zo komen we terecht bij ‘de binnenkant van armoede’: mensen geloven niet meer in zichzelf. Ze verliezen veerkracht, krijgen depressies, hebben te maken met echtscheidingen. Kinderen geloven niet meer in hun ouders, die hun gezag verliezen omdat die machteloos staan. Het wordt een soort spiraal binnen het gezin, en dat is zichtbaarder bij mensen met een migratie-achtergrond.”

SamEn vereniging

Welke factoren kunnen nog bijdragen aan deze spiraal binnen gezinnen? 

“Op het Afrikaans Platform en ook bij Internationaal Comité verzamelen we getuigenissen van mensen, zowel nieuw- als oudkomers. Er zijn veel jongeren die hier zijn geboren of getogen die zich in België niet thuis voelen. Ze boksen op tegen discriminatie op school of elders. 

In het onderwijs wordt te weinig gekeken naar de capaciteiten van de leerling zelf. Door vooroordelen over ouders en afkomst worden leerlingen met een migratieachtergrond sneller georiënteerd naar een beroepsopleiding.

We zouden het accent moeten leggen op de begeleiding van de persoon, om kansen te geven. Maar blijkbaar is ons onderwijssysteem daar niet altijd toe in staat.

Op de arbeidsmarkt komen we Afrikanen vaak tegen op poets- of onderhoudsdiensten, terwijl ze vaak wel een hoger diploma hebben. Uit onderzoek blijkt dat hoogopgeleide Afrikaanse Belgen minder kansen hebben op de arbeidsmarkt. Dus: de slechte positie op de arbeidsmarkt, ligt niet aan de graad van opleiding.”

In uw boek ‘Comment vivre ensemble?’ heeft u het over communiceren in een wereld die gekenmerkt wordt globalisering, lokalisatie, migraties en multiculturalisme. Welke boodschap kunnen wij hieruit meenemen binnen armoedebestrijding?

“Er is nood aan sensibilisering: gebruik maken van media, van verenigingen. Ik denk dat elk van ons een rol te spelen heeft, niet om de ander als een concurrent te zien - we denken vaak dat migranten komen profiteren van de welvaart. 

Mensen vergeten dat iedereen niet zomaar recht heeft op sociale hulp, maar aan voorwaarden moet voldoen, en er zijn veel eisen. Het is de bedoeling dat men op eigen kracht kan vliegen. Mensen willen ook hun brood verdienen.

Een land wordt niet alleen ontwikkeld door daar geboren mensen, maar ook door buitenlanders. Beide groepen hebben bijgedragen tot de ontwikkeling. 

Als vrijwilligers en organisaties kunnen we bijdragen om een samenleving zonder racisme te vormen met woorden en daden. 

In mijn boek ‘Comment vivre ensemble?’ stel ik vast dat wij minder contact hebben met elkaar. We leven in gescheiden, aparte werelden. Er zijn minder ontmoetingen, en als die er zijn, is het vaak in een formeel kader, zoals op het werk, bij de dokter,... 

Ik denk dat we een antwoord kunnen bieden via het vrijwilligersleven als we mensen van verschillende afkomst samenbrengen voor ontmoeting, ontspanning en andere activiteiten. Dan verkleinen we de afstand. 

Het is ook onze rol om het beleid te beïnvloeden, zoals Welzijnszorg doet om armoede te bestrijden. Dat is een manier om een plaats te geven aan iedereen: om mensen te laten participeren in de samenleving. 

We hebben een rol te spelen, als actor, als structuur. Maar we kunnen dit niet alleen.”